De cyclus van de merrie is seizoensafhankelijk. Zodra de dagen langer worden in het voorjaar komt de cyclus van de merrie op gang en begint ze hengstig te worden. In het najaar stopt deze cyclus bij de meeste merries weer. Deze periode noemen we dan de ‘anoestrus’.
De cyclus van de merrie duurt gemiddeld 20-21 dagen, waarbij de hengstigheid gemiddeld 5-7 dagen duurt. Tijdens de hengstigheid groeien er op de eierstokken (vaak meerdere) follikels (‘eitjes’).
Van deze follikels wordt (meestal) 1 follikel dominant en zal uiteindelijk ovuleren (‘eraf komen’). Het eitje vervolgt zijn weg van de eierstok naar de baarmoeder, waar een eventuele bevruchting plaats zou kunnen vinden. Als de eicel niet bevrucht wordt, sterft deze af.
Na ovulatie ontwikkelt in de eierstok het corpus luteum (gele lichaam). Het gele lichaam produceert hormonen die de hengstigheid onderdrukken. Als er geen bevruchting heeft plaatsgevonden verdwijnt het gele lichaam weer, waarna de merrie na 14-15 dagen opnieuw hengstig wordt en de cyclus opnieuw begint.
Als er wel een bevruchting heeft plaatsgevonden, wordt het gele lichaam niet afgebroken en zal de merrie niet meer hengstig worden.
De meeste paarden worden tegenwoordig gedekt door middel van kunstmatige inseminatie. Hiertoe voelt de dierenarts bij de merrie naar de eierstokken, de baarmoeder en de baarmoedermond. Deze worden tevens met behulp van een echo in beeld gebracht. De grootte van de follikels kan zodoende worden gemeten en de (eventuele) inhoud van de baarmoeder kan worden beoordeeld.
Door de merrie (vaak meerdere malen) te scannen kan het juiste moment van inseminatie worden vastgesteld. Sperma is ongeveer 48 uur vruchtbaar in de merrie. Zodoende is het juiste moment van inseminatie met vers sperma maximaal 48 uur voor ovulatie.
Twee dagen na inseminatie wordt gecontroleerd of de merrie heeft geövuleerd. Is dit niet het geval, wordt vaak nogmaals geïnsemineerd.
Er zijn verschillende hormonen die geïnjecteerd kunnen worden om de cyclus van de merrie te beïnvloeden en zodoende enigszins te sturen. Zo kan de merrie met behulp van hormonen hengstig worden gespoten en kan bijvoorbeeld met hormonen een ovulatie geïnduceerd worden.
Helaas wordt niet elke merrie snel en zonder problemen drachtig. Mogelijke oorzaken hiervoor kunnen zijn:
Aanvullend onderzoek met de bijbehorende therapie is vaak noodzakelijk.
De controle van een eventuele dracht vindt meestal plaats 17 dagen na inseminatie. Als de mogelijkheid op een tweelingdracht bestaat, vindt de krachtcontrole eerder plaats op 15 dagen. Bij een tweelingdracht moet namelijk één van de twee vruchtjes worden ‘verwijderd’. OP 15 dagen dracht zijn de vruchtjes nog mobiel en kunnen zodoende nog uit elkaar worden gedreven, waarna één van de vruchtjes kapot wordt geknepen.