Kreupelheidsonderzoek
Het kan soms moeilijk te zien zijn of een paard kreupel is en aan welk been het paard kreupel is. Er zijn een aantal vuistregels:
- Bij een belastingskreupelheid (kreupelheid wordt in het algemeen veroorzaakt door een aandoening in de ondervoet) is de paslengte naar achteren verkort. Deze kreupelheden zijn vaak duidelijker zichtbaar op de harde ondergrond en worden duidelijker zodra het kreupele been het binnenbeen is op een volte.
- Bij een bewegingskreupelheid (kreupelheid wordt vaak veroorzaakt door een aandoening hoger in het been) is de paslengte naar voren verkort. Deze kreupelheden zijn vaak duidelijker zichtbaar op de zachte ondergrond en worden duidelijker zodra het kreupele been het buitenbeen is op een volte.
Aan de hand van de ernst van de kreupelheid kan deze als volgt worden geclassificeerd:
- 1 uit 5 kreupel: heel licht kreupel, in stap vaak niet zichtbaar
- 2 uit 5 kreupel: iets heftiger kreupel, te zien in draf
- 3 uit 5 kreupel: duidelijk kreupel in draf
- 4 uit 5 kreupel: het paard is in stap en draf erg kreupel
- 5 uit 5 kreupel: het paard kan niet meer op het betreffende been staan.
Kreupelheden kunnen in twee categoriën worden onderverdeeld, de acute kreupelheden en de meer chronische kreupelheden.
- Acute kreupelheden kunnen worden veroorzaakt door een zoolzweer, nageltred, een verstapping, een peesklap, een fissuur (scheur in bot) of bijvoorbeeld een fractuur (breuk in bot). In al deze gevallen is het belangrijk dat er een dierenarts gebeld wordt. Indien u zwelling rondom een been ziet, kunt u deze koelen. De dierenarts bekijkt wat de meest waarschijnlijke diagnose is en zal met u de vervolgstappen overleggen.
- Chronische kreupelheden kunnen vele oorzaken hebben en behoeven een uitgebreid kreupelheidsonderzoek. Hierbij wordt het paard uitgebreid gemonsterd, worden buigproeven uitgevoerd om de pijnlijkheid te lokaliseren en worden mogelijk diagnostische anesthesieën geplaatst om de lokalisatie van de kreupelheid te bevestigen. Hierbij verdooft de dierenarts de zenuwen die de structuren van de ondervoet aansturen van onderaf (van de hoef naar boven). Zodra het paard niet meer kreupel loopt na een bepaalde regio te hebben uitverdoofd, weet de dierenarts de lokalisatie van de krepuelheid. Er kan vervolgens aanvullend onderzoek, in de vorm van radiologie of echografie, plaatsvinden.