Voeding voor paarden
Voeding is een essentieel onderdeel van de paardengezondheidszorg, maar blijkt vaak een lastig onderwerp.
Er zijn een aantal algemeen geldende voorwaarden voor een goed voermanagment:
– Geef minimaal 1 kilogram droge stof ruwvoer per 100 kilogram lichaamsgewicht per dag (het droge stof gehalte is per ruwvoer verschillend).
- Het droge stof gehalte voor hooi bedraagt ongeveer 80-85%
- Het droge stof gehalte voor kuil kan enorm verschillen en kan 30-80% bedragen.
- Indien geen krachtvoer wordt toegevoegd aan het rantsoen.
- Geef maximaal 1 kilogram krachtvoer voor een pony per keer en maximaal 2 kilogram krachtvoer voor een paard per keer.
- Geef nooit meer krachtvoer dan ruwvoer (in kilogram gerekend).
- Geef geen grote hoeveelheid krachtvoer voor inspanning.
- Laat een paard maximaal 6 uur zonder eten staan.
Het ‘juiste’ rantsoen voor een paard is echter van vele factoren afhankelijk, waaronder:
- De samenstelling van het (eventueel gebruikte) commerciële voer of voeders.
- Het type ruwvoer en de kwaliteit van het ruwvoer.
- De (on)mogelijkheden van de manier waarop het paard gehouden wordt. U kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan de mogelijkheden tot weidegang.
- Het individuele paard: de behoefte van het ene paard kan enorm verschillen ten opzichte van de behoefte van een ander paard. Onder andere ras speelt hierbij een belangrijke rol.
Mogelijke klachten die kunnen passen bij een ‘onjuist’ rantsoen zijn:
- Overgewicht
- Vermageren
- Recidiverende koliekklachten
- Recidiverende/chronische hoestklachten
- Spierbevangenheid
- Hoefbevangenheid
De dierenarts zal bij deze klachten altijd een uitgebreide anamnese afnemen omtrent het huidige rantsoen, de manier waarop het paard gehouden wordt en de (mogelijk aan het rantsoen gerelateerde) klachten van het paard. Daarnaast wordt de BCS (Body Condition Score) bepaald en een (aangepast) algemeen onderzoek uitgevoerd. In sommige gevallen kan direct aanvullend onderzoek worden uitgevoerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan bloedonderzoek of mestonderzoek.
De BCS is een hulpmiddel om te bepalen hoe de conditie van het paard is. Zo kan de conditie optimaal zijn, maar kan er ook sprake zijn van ondergewicht of overgewicht. Helaas is er bij de meeste paarden in Nederland sprake van overgewicht.
Bonpard heeft een BCS-systeem gemaakt, waarbij 5 categorieën worden onderscheiden.
Om tot een uiteindelijke score te komen, moeten enkele stappen genomen worden:
- Kijken: er moet worden gelet op goede verhoudingen: er moet sprake zijn van een duidelijke overgang van hals naar schouder, de ribben mogen niet zichtbaar zijn en het kruis moet een lichte helling vertonen. Er wordt specifiek gekeken naar de mogelijke locaties voor vetopslag.
- Voelen: De mogelijke locaties voor vetopslag (nek, schoft, achter de elleboog, ribben, lendenen en ter hoogte van de staartwortel) worden, door te voelen, beoordeeld op de aanwezigheid en de hoeveelheid onderhuids vet. Let op: in het geval van een toename van de hoeveelheid vet en een toename van de hardheid van de nek, moet ook gedacht worden aan een mogelijk onderliggende oorzaak zoals PPID (Pituitary Pars Intermedia Dysfunction: voorheen Cushing genoemd) ofwel EMS (Equine Metabolic Syndrom). In dit geval zal er aanvullend onderzoek plaatsvinden.
De buikomvang en de mate van vulling ter hoogte van de flanken worden dus niet beoordeeld om de conditiescore te bepalen. Deze zeggen namelijk niks over de conditie van het paard, maar zeggen iets over de acute voedingstoestand van het paard. Daarbij kan de mate van bespiering van invloed zijn op de buikomvang.
De uiteindelijke BCS kan zijn:
- Score -2: het paard is ernstig vermagerd
- Score -1: het paard is licht vermagerd
- Score 0: het paard is in optimale conditie
- Score +1: het paard is iets te dik
- Score +2: het paard heeft ernstig overgewicht
Aan de hand van de anamnese, de BCS en het klinisch onderzoek, wordt er naar de voederwaardes en de eigenschappen van de verschillende onderdelen van het rantsoen gekeken. Het rantsoen wordt vaak opgedeeld in ruwvoer en aanvullende voedermiddelen. Aanvullende voedermiddelen zijn bijvoorbeeld:
- Krachtvoer (bijvoorbeeld brok, muesli)
- Enkelvoudige voedermiddelen (bijvoorbeeld haver, zemelen, lijnzaad, bietenpuld)
- Supplementen
Gezien het ‘juiste’ rantsoen per individueel paard verschilt, kan er hier geen goed advies gegeven worden omtrent het juiste rantsoen voor uw paard. Enkele aspecten zijn algemeen geldend:
Voldoende ruwvoer is essentieel voor elk paard. Ruwvoer, als vezelbron levert voedingsstoffen voor het paard, maar zorgt ook voor de kauwbehoefte van het paard, een goede motiliteit (beweging) van de darmen, een gezonde darmflora (goede bacteriën in de darm) en voor een goed fermentatieproces in de blinde en dikke darm van het paard.
Mogelijke ruwvoeders kunnen zijn:
- Gras
- Hooi
- Kuil
- Luzerne
- Stro (Bietenpulp en grasbrok zijn officieel geen ruwvoeders, maar kunnen wel als goede vezelbron dienen.)
- Voldoende ruwvoer (in combinatie met een supplement) levert vaak voldoende voedingsstoffen voor het paard.
- Krachtvoer, rijk in zetmeel en suikers, is alleen noodzakelijk voor paarden die onvoldoende energie kunnen halen uit het ruwvoer. Zo zijn de prestaties die een paard moet leveren (bijvoorbeeld in het geval van een sportpaard, maar ook in het geval van een lacterende merrie) bepalend voor de hoeveelheid energie die nodig is.
- Supplementen, veelal bestaande uit mineralen en vitaminen, kunnen bijdragen aan het rantsoen. Echter, de werkzaamheid van supplementen is niet in alle gevallen bekend. Voor meer informatie omtrent eventuele supplementen, zie het onderdeel supplementen.